Rapportage Monitor Vroegsignalering Schulden

Rapportage Monitor Vroegsignalering Schulden

Sinds 1 januari 2021 zijn gemeenten verplicht om vroegtijdig in contact te treden met burgers met schulden. Na meldingen van vroegsignaleringspartners als gemeente erop af dus, om zo een wezenlijke bijdrage te kunnen leveren aan het terugdringen van problematische schulden in Nederland. Maar hoe vergaat dat gemeenten in het eerste jaar van deze vernieuwde wetgeving? De Rapportage Monitor Vroegsignalering Schulden schetst een eerste beeld. Alvast een conclusie? Er is een voorzichtige start, met veel ruimte voor verbetering.

De uitkomsten op een rij

Het rapport is gebaseerd op een vragenlijst onder 116 gemeenten uit september en op de output uit diverse softwareprogramma’s. Het beslaat daarmee de eerste 9 maanden van 2021. De trend is dat het aantal signalen over de gehele linie is toegenomen. Niet alleen in absolute zin, omdat steeds meer gemeenten gedurende het jaar hun cijfers begonnen te delen, maar ook in procentuele zin nam het aantal signalen toe. De verwachting is ook dat in de huidige tijd, de signalen nog wel een tijdje zullen blijven toenemen: betalingen staan overal onder druk, als gevolg van de corona crisis, inflatie en de onrust in de wereld met een direct effect op de energiekosten.

Het merendeel van de meldingen (74%) betreft een enkelvoudig signaal, een signaal van één Vaste Lasten Partner, over één betaling. Binnen deze groep, is ruim de helft van de signalen (52,3%) afkomstig van zorgverzekeraars. In totaal zijn er in die eerste 9 maanden van 2021 op ruim 100.000 meldingen gedaan. Signalen waarop gemeenten dus actie moeten ondernemen. En dat is ook gebeurd: in totaal zijn er 165.000 contactpogingen gedaan. Ruim 67% van de signalen kreeg maximaal één contactpoging, waarvan het merendeel (het rapport becijfert dit specifieke percentage niet), telefonisch is benaderd.

Gemeenten, zo blijkt desgevraagd, kijken bij de inzet van middelen al goed naar proportionaliteit: welk type signaal verdient welke opvolging? Vaker een brief bij enkelvoudige signalen, vaker een huisbezoek bij meervoudige of opeenvolgende signalen. Die verschillen in inzet zijn ook mogelijk, omdat de wet niet voorschrijft welk type contact je in moet zetten om in contact te komen met burgers:

Maar hoe effectief zijn die pogingen nou eigenlijk? Ook dat is uitgezocht: 25% van alle pogingen tot contact leiden uiteindelijk ook daadwerkelijk tot contact. Hierbij zijn telefonisch en persoonlijk contact met 41% en 44% bereik het meest effectief, de brief levert met 15% het minste contact op. 

Certin als onderdeel van de oplossing

Driekwart van de signalen resulteren uiteindelijk niet in contact. En daarmee, mogelijk, niet in een oplossing voor de ontstane achterstand. Zelfs bij het grijpen van de telefoon of daadwerkelijk bij een burger op de stoep staan, komt het volgens het rapport in minder dan de helft van de gevallen tot contact. En daar zit in deze cijfers een groot verbeterpunt; hoe zorg je ervoor dat je daadwerkelijk in gesprek raakt met je burger?

Wat al goed gaat, is dat gemeenten bewuster kanalen inzetten naarmate de signalen ‘ernstiger’ worden. Dat het merendeel van de signalen echter maximaal één contactpoging krijgt, laat zien dat er nog niet de juiste capaciteit wordt, of kan worden ingezet om écht in contact te komen. Alarmerend, als je je bedenkt dat het aantal signalen nog steeds een fors stijgende lijn vertoont.

Want wat doet het voor je bereik als je niet 1 keer maar wel 10 keer gaat bellen? Als je niet alleen de kantooruren hanteert, maar ook daarbuiten contact zoekt? Vaker de telefoon grijpen en meer pogingen wijden aan hetzelfde signaal, zorgt daarmee voor een fors hoger bereikpercentage, minder opvolgende signalen én minder dure huisbezoeken.

Op zoek naar een effectieve inrichting van vroegsignalering in jouw gemeente? Bel of mail dan met onze Account Manager Roel Boeder.